Pedagogische doelen
1. Het bieden van emotionele veiligheid“Hoe zorg ik ervoor dat een kind zich veilig voelt? Hieronder wordt verstaan: een veilige basis creëren, een thuis waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Door deze geborgenheid zal het kind zich meer kunnen ontwikkelen.”
Ik vind het erg belangrijk dat een kind zich in de opvang thuis en veilig voelt. Dat begint met het kind te laten wennen, voordat het kind start in de opvang. Meestal is dat in overleg met de ouders anderhalf uur voor de start van de opvang. Ik probeer het wenmoment te plannen op een rustig moment, zodat er volop tijd en aandacht is voor het kind.
Ik streef er dan ook na om de aandacht, warmte en de liefde die het kind thuis krijgt na te bootsen in mijn opvang. Dit doe ik bijvoorbeeld door een kind te troosten als het verdrietig is, maar ook door samen te knuffelen, samen te spelen, samen te kletsen, samen te zingen, samen een boek te lezen. De kinderen leren ook om zelf te spelen. Er wordt elke dag een klimaat geschept waarbij het kind zich veilig en vertrouwd voelt en met plezier kan spelen en ontwikkelen.
De meeste kinderen voelen zich prettig en veilig wanneer er ritme en regelmaat is in de verzorging thuis en bij de gastouder. Vaste rituelen, structuur, ritme en duidelijke regels zorgen ervoor dat een kind zich prettig voelt, want het geeft een kind veiligheid en (zelf)vertrouwen.
Een vertrouwde omgeving met bekende groepsgenootjes dragen bij tot een veilig gevoel en van hieruit kan een kind zich ook gaan ontwikkelen. Ik vind het erg belangrijk een goede vertrouwensband met de kinderen en met de ouders op te bouwen.
De aard van de verzorging hangt af van de leeftijd van het kind en van het kind zelf. Bij de allerkleinsten probeer ik het ritme van thuis aan te houden. Bij een groter kind laat ik het kind zelf op ontdekking gaan maar zal ik het kind altijd ondersteunen en helpen daar waar dat nodig blijkt te zijn. Samen met de ouders worden afspraken gemaakt over o.a.: voeding, slapen, zindelijkheid, ziekte, hygiëne, beeldschermtijd. Een goede overdracht, zowel bij het brengen als bij het ophalen van het kind, is dan ook van groot belang.
Ieder kind mag er zijn, er is onvoorwaardelijke acceptatie van een kind. Een kind mag er zijn met zijn of haar eigen mogelijkheden. Het is voor een kind belangrijk om te ervaren dat hij of zij de moeite waard is. Tijdens het voeden, verschonen en spelen wordt er op een kind gereageerd (praten, lachen, knuffelen), waardoor er een sfeer ontstaat waarbinnen het kind zich veilig voelt en zich mag hechten aan mij als gastouder en de opvang.
Kinderen mogen ook hun gevoelens leren uiten en de gevoelens van andere kinderen leren kennen. Door het spelen kunnen kinderen hun verschillende gevoelens verwerken.
2. Het bevorderen van de persoonlijke competentie
“Wat heb ik een kind te bieden als het om zijn / haar persoonlijke ontwikkeling gaat? Met het begrip persoonlijke competentie wordt gedoeld op brede persoonskenmerken zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit stelt een kind in staat om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden, ofwel het zinvol bezig zijn. Daarnaast wil het zeggen dat kinderen de mogelijkheid hebben om vaardigheden onder de knie te krijgen en zelfvertrouwen op te bouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het leren van taal, de motorische ontwikkeling en cognitieve vaardigheden.”
Elk kind is uniek en maakt een eigen ontwikkeling door. Niets hoeft persé, een kind mag ergens aan meedoen als het daar zin in heeft en aan toe is. Tijdens de activiteiten die ik de kinderen aan zal bieden, laat ik verschillende ontwikkelingsgebieden aan bod komen. Ieder kind doet dat dus in een eigen tempo en op een eigen niveau. Ik zal de kinderen begeleiden in hun zelfstandigheid en activiteiten aanbieden aan de behoeften van elk kind.
Er wordt met enige regelmaat geknutseld, gekleurd, geverfd, getekend. Zo wordt er bij alle thema’s, seizoenen en feestdagen meerdere knutselwerkjes gemaakt. We gebruiken hiervoor verschillende materialen en technieken.
Ik stimuleer de zelfredzaamheid / zelfstandigheid van de kinderen. Enkele voorbeelden hiervan zijn het zelf aan en uit doen van de jas en schoenen, het zelf naar de wc gaan en zelf leren om fruit en brood te eten. Dit zijn eenvoudige taken waarmee het kind zelfvertrouwen krijgt in zijn of haar eigen kunnen. Een kind mag eerst zelf dingen proberen of iets hem / haar lukt. Ook worden er complimentjes gegeven zodat het zelfvertrouwen mag groeien.
Ontwikkelingsgebieden:
De verschillende ontwikkelingsgebieden zal ik hieronder benoemen met enkele voorbeelden.
* Fijne motoriek: verven, plakken, kleuren, knippen, puzzelen, kralen rijgen, het openen en dichtmaken van voorwerpen zoals knopen en ritsen, 1e schrijf en tekenoefeningen.
* Grove of grote motoriek: rollen, kruipen, lopen, klimmen, klauteren, rennen, springen, fietsen, steppen, bouwen, gooien en vangen.
* Zintuigelijke ontwikkeling:
- Zien: spelletjes zoals: “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet”, “Wat ligt er op het kleed en wat is er weg?”
- Horen: geluiden van een rammelaar, geluidspelletjes, instrumentjes)
- Voelen: diverse materialen voelen zoals ruw en glad materiaal, zand, water, steen, warm en koud)
- Ruiken: geurzakjes, hoe ruikt het eten, dierengeur.
- Proeven: verschillende smaken proeven (zoet, zuur, zout, bitter).
* Taalontwikkeling: luisteren naar verhalen, boekjes lezen, benoemen van voorwerpen en dieren, liedjes zingen, vertellen over een voorwerp, versjes leren, plaatjes kijken en benoemen, letter en woordspelletjes en hoe spreken we alles uit.
* Kunstzinnige en creatieve ontwikkeling: dansen, rollenspel (fantasiespel), luisteren naar muziek, muziek maken, toneel spelen. Voorbeelden van beeldende vorming zijn: plakken, kleien, verven en tekenen.
Wanneer ik mij zorgen maak over de ontwikkeling van een kind, bespreek ik dit met de desbetreffende ouder(s) (en eventueel met de bemiddelings-medewerk(st)er van het gastouderbureau).
Kindvolgsysteem
Thuis bij Sandra maakt gebruik van een kindvolgsysteem. Dit kindvolgsysteem hoort bij de methode Uk & Puk, en is enigszins aangepast aan de situatie in de gastouderopvang. Ieder half jaar wordt de observatielijst ingevuld. Deze observatielijst wordt ook naar de ouders toegestuurd. Als gastouder sta ik open voor opmerkingen betreffende de observatielijst, aangezien een kind thuis en in de opvang anders kan reageren. Het doel van deze observatie is om een goed beeld van een kind te krijgen en het kind te kunnen helpen in
zijn / haar ontwikkeling. Ook is het mogelijk dat er een overdracht wordt geschreven als een kind naar de basisschool gaat. Voor zowel het kindvolgsysteem als de overdracht naar de basisschool geldt dat ouders beslissen of zij dit wel of niet willen. De keuze van de ouders zal hierin gerespecteerd worden.
3. Het bevorderen van de sociale competentie
“Wat heb ik een kind te bieden als het om zijn / haar sociale ontwikkeling gaat? Hieronder valt een scala aan sociale vaardigheden, zoals het meeleven met andere kinderen, zich kunnen uiten, samen delen met andere kinderen, andere kinderen helpen, het opbouwen van vriendschap en het oplossen van conflicten met andere kinderen.”
Thuis bij Sandra vangt meerdere kinderen op een dag op. Hierdoor heeft jullie kind leeftijdsgenootjes om zich heen waarmee hij of zij samen kan spelen en leren. De sociale competentie houdt in dat het kind leert om goed te communiceren, samen te spelen, anderen te helpen en problemen te voorkomen en op te lossen. Zo krijgt elk kind door de omgang met leeftijdsgenoten de kans om in een vertrouwde omgeving sociale vaardigheden te ontwikkelen en te oefenen. Hierdoor geef ik de kinderen de kans om zich te ontwikkelen tot personen die goed kunnen functioneren in de samenleving.
Samen spelen wordt ook veel gedaan. Uit ervaring weet ik dat kinderen naar elkaar toe trekken en op deze manier ook samen gaan spelen. Als de kinderen nog jong zijn, zie ik vaak dat de kinderen al wel naast elkaar gaan spelen, vanaf ongeveer 2,5 jaar beginnen de kinderen interesse te krijgen om samen te spelen. Dit stimuleer ik ook door samen met de kinderen te spelen en ze dan allemaal bij het spel te betrekken. Of juist in tweetallen te laten spelen, zodat ze tot een ander spel komen. Als kinderen ‘ruzie’ maken, iets van elkaar afpakken, dan kijk ik eerst even hoe ze het zelf oplossen. (meestal lukt ze dat wel!) Als ze er samen niet uitkomen help ik ze erbij.
Er is een box, waar de baby’s hun eigen plek hebben en veilig kunnen spelen. Zowel de grote (lopende / kruipende) kinderen als de baby’s spelen ook samen op de grond. Op deze manier krijgen alle kinderen de kans om hun eigen spel te spelen en hebben ze ruimte voor hun eigen ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld het leren kruipen en lopen. De grotere kinderen leren op deze manier bijvoorbeeld om rekening te houden met de kleinere kinderen. De kleinere kinderen leren veel door te kijken naar de grotere kinderen.
Er is ruimte om te experimenteren door bijvoorbeeld zelf een conflict op te lossen, door rekening met elkaar te houden en eerlijk te delen. Kinderen leren zo te functioneren in een groep. Natuurlijk zal ik de kinderen hierin begeleiden en hulp bieden waar nodig is.
4. De overdracht van normen en waarden
“Wat wil ik de kinderen meegeven in hun persoonlijke leven? Kinderen moeten de kans krijgen om waarden en normen te leren, zich de cultuur´ eigen te maken van de samenleving waar ze deel van uit maken.”
Ik vind het belangrijk dat kinderen meekrijgen hoe je met elkaar omgaat en hoe je je gedraagt. Daarom wordt er bij mij aan tafel gegeten, zeggen we elkaar gedag en proberen we niet te schreeuwen naar elkaar. Tevens probeer ik ze respect voor elkaar en (andermans) spullen bij te brengen. Het is namelijk niet de bedoeling dat we elkaar pijn doen of spullen kapot maken. Ik probeer de kinderen bij te brengen dat elk mens en dier, respect verdient, welke godsdienst, achtergrond, uiterlijk iemand heeft. Ook luisteren we naar elkaar als iemand iets wil vertellen.
Bij het overdragen van normen en waarden fungeer ik als voorbeeld. Doordat ik zelf het goede voorbeeld geef, leren kinderen het gewenste gedrag. Grenzen worden duidelijk aangegeven en zo nodig worden de regels opnieuw uitgelegd aan een kind. We praten het uit en daarna is het weer goed en spelen we weer samen verder.
Er is aandacht wanneer een kind positief en sociaal gewenst gedrag vertoont. Negatief gedrag wordt zoveel mogelijk genegeerd. Bij een gastouder is over het algemeen sprake van een positieve groepsdruk: de kinderen hebben het namelijk gezellig met elkaar en met de gastouder, hierdoor zal het zo zijn dat kinderen zich daarom meestal erg goed aan de regels houden.
Enkele voorbeelden van wat kinderen leren:
• De kinderen leren dat zij een keuze hebben. Ook kinderen mogen ‘nee’ zeggen wanneer dit op een beschaafde manier gebeurd.
• Kinderen leren wat goed en wat slecht is, uit respect voor elkaar.
• Problemen worden op een voor het kind te begrijpen manier uitgepraat door bijvoorbeeld de regels te bespreken.
• Sociaal gewenst gedrag; we zijn bijvoorbeeld allemaal even stil voor en na het eten, om zo ruimte te geven voor kinderen die bidden en
danken voor en na het eten.
• We gaan respectvol om met elkaar en met materiaal en speelgoed.
• We leren tijdens activiteiten elkaars werk te waarderen.
• We laten iedereen in zijn of haar eigen waarde.
• We gaan zorgvuldig om met materiaal, speelgoed en spelletjes.
• Kinderen leren compromissen te sluiten, oplossingen te bedenken en te leren overleggen.
• De kinderen leren elkaar complimentjes geven en sorry zeggen.
• Regels en etiquette; we proberen bijvoorbeeld om met de vork te eten, netjes met je lippen op elkaar eten, niet met volle mond praten, zoals we in onze cultuur gewend zijn.
• We praten er ook wel eens over, dat het thuis soms wel eens anders gaat, dat je dan wel met je handen mag eten. Of als we gaan
picknicken, gelden er ook andere regels. Dan eten we de boterham gewoon uit de vuist!